Vertaling van reizen
wij reizen
jullie reizen
zij reizen
we travel
you travel
they travel
» meer vervoegingen van to travel
wij reizen
jullie reizen
zij reizen
we tour
you tour
they tour
» meer vervoegingen van to tour
to trip
to jaunt
wij reizen
jullie reizen
zij reizen
we travel
you travel
they travel
» meer vervoegingen van to travel
travelling
travel
Voorbeelden in zinsverband
Ik hou van reizen.
I like traveling.
Ik wil met je reizen.
I want to travel with you.
Hij houdt echt veel van reizen.
He really likes traveling a lot.
Reizen is vandaag de dag gemakkelijk.
Travelling is easy these days.
Ik wil rond de wereld reizen.
I want to travel around the world.
Mijn droom is om in een spaceshuttle te reizen.
My dream is to travel in a space shuttle.
Mijn broer is oud genoeg om alleen te reizen.
My brother is big enough to travel alone.
De dag waarop we naar de maan reizen zal komen.
The day will come when we can travel to the moon.
Jullie zijn te jong om alleen te reizen.
You are too young to travel alone.
Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
I like traveling by train.
Ik maak verre reizen, zie vreemde landen, doe dingen die ik nooit eerder deed.
I'm making far journeys, seeing foreign countries, doing things I never did before.