Vertaling van roken
wij roken
jullie roken
zij roken
we smoke
you smoke
they smoke
» meer vervoegingen van to smoke
wij roken
jullie roken
zij roken
we smoke
you smoke
they smoke
» meer vervoegingen van to smoke
wij roken
jullie roken
zij roken
we cure
you cure
they cure
» meer vervoegingen van to cure
wij roken
jullie roken
zij roken
we smelt; smelled
you smelt; smelled
they smelt; smelled
» meer vervoegingen van to smell
wij roken
jullie roken
zij roken
we smelt; smelled
you smelt; smelled
they smelt; smelled
» meer vervoegingen van to smell
wij roken
jullie roken
zij roken
we smoke
you smoke
they smoke
» meer vervoegingen van to smoke
wij roken
jullie roken
zij roken
we smelt; smelled
you smelt; smelled
they smelt; smelled
» meer vervoegingen van to smell
wij roken
jullie roken
zij roken
we smelt; smelled
you smelt; smelled
they smelt; smelled
» meer vervoegingen van to smell
wij roken
jullie roken
zij roken
we smelt; smelled
you smelt; smelled
they smelt; smelled
» meer vervoegingen van to smell
Voorbeelden in zinsverband
Wilt ge roken?
Care for a smoke?
Roken is toegestaan.
Smoking is permitted.
Ge moet stoppen met roken.
You must stop smoking.
Ge moet stoppen met roken.
You must quit smoking.
Hij is gestopt met roken.
He has stopped smoking.
Hij is gestopt met roken.
He stopped smoking.
Ze is gestopt met roken.
She gave up smoking.
Hij is gestopt met roken.
He quit smoking.
Ik ben gestopt met roken.
I quit smoking.
Ze is gestopt met roken.
She quit smoking.
Hij besliste te stoppen met roken.
He decided to quit smoking.
Mijn vader is gestopt met roken.
My father gave up smoking.
Hij zat daar een pijp te roken.
He sat there smoking a pipe.
Ik ben gestopt met roken en drinken.
I have quit smoking and drinking.
In een lift moogt ge niet roken.
You may not smoke in an elevator.