Vertaling van rusten
wij rusten
jullie rusten
zij rusten
we rest
you rest
they rest
» meer vervoegingen van to rest
to rest on
to lean against
wij rusten
jullie rusten
zij rusten
we rest
you rest
they rest
» meer vervoegingen van to rest
to burthen
to weight
to burden
wij rusten
jullie rusten
zij rusten
we weight
you weight
they weight
» meer vervoegingen van to weight
to set
to put
to position
to pose
to place
wij rusten
jullie rusten
zij rusten
we lay
you lay
they lay
» meer vervoegingen van to lay
to slumber
to kip
to log z's
to catch some z's
to armor
Voorbeelden in zinsverband
Hij moest rusten.
He needed to rest.
Ik ga wat rusten.
I'm going to have a rest.
Laten wij even rusten.
Let's take a rest for a while.
Moge hij rusten in vrede!
May he rest in peace!
Na gedane arbeid is het goed rusten.
Rest is sweet after the work is done.
Tom, die de hele dag gewerkt had, wilde gaan rusten.
Tom, having worked all day, wanted to take a rest.
Ik zal zingen terwijl hij aan het rusten is.
I will sing while he is resting.
We hebben nog niet beslist waar we gaan rusten.
We haven't decided where to take a rest.