Vertaling van schieten
wij schieten
jullie schieten
zij schieten
we shoot
you shoot
they shoot
» meer vervoegingen van to shoot
to run
to go
wij schieten
jullie schieten
zij schieten
we move
you move
they move
» meer vervoegingen van to move
wij schieten
jullie schieten
zij schieten
we drop
you drop
they drop
» meer vervoegingen van to drop
wij schieten
jullie schieten
zij schieten
we kick
you kick
they kick
» meer vervoegingen van to kick
to discharge
wij schieten
jullie schieten
zij schieten
we fire
you fire
they fire
» meer vervoegingen van to fire
to spud
to sprout
to pullulate
to germinate
to burgeon forth
to bourgeon
wij schieten
jullie schieten
zij schieten
we shoot
you shoot
they shoot
» meer vervoegingen van to shoot
Voorbeelden in zinsverband
Hij was bang dat je op hem ging schieten.
He was scared you would shoot him.
Ze maken veel ruzie, maar voor het grootste deel schieten ze goed met elkaar op.
They argue a lot, but for the most part they get along quite well together.
Er moet inderdaad wat gedaan worden aan het probleem, maar dit is met een kanon op een mug schieten.
Something really should be done about the problem, but this is cracking a nut with a sledgehammer.