Vertaling van school
schoolhouse
shoal
ik school
I teach
» meer vervoegingen van to teach
to educate
to prepare
to train
ik school
I develop
» meer vervoegingen van to develop
Voorbeelden in zinsverband
Uniformen verschillen van school tot school.
Uniforms differ from school to school.
Ga naar school.
Go to school.
Heb je vandaag school?
Do you have school today?
Dat is onze school.
That is our school.
Tom ging van school.
Tom dropped out of school.
Waar is je school?
Where is your school?
Dat is mijn school.
That is my school.
Ik ga naar school.
I go to school.
Waar is de school?
Where is the school?
Onze school is afgebrand.
Our school burned down.
Bob is populair op school.
Bob is popular at school.
Was je toen op school?
Were you at school at that time?
Hoe laat is school uit?
When is school over?
Wij moeten naar school gaan.
We must go to school.
Ik vind school niet leuk.
I don't like school.