Vertaling van schrik

Inhoud:

Nederlands
Engels
schrik {zn.}
alarm 
ontzetting [v], schrikkelijkheid [v], schrik {zn.}
horror 
terror 
schrik [m] (de ~) {zn.}
shock
stupor
daze
schrikken, opschrikken {ww.}
to start

ik schrik

I start
» meer vervoegingen van to start

schrikken, afschrikken, angst aanjagen {ww.}
to scare
angst [m] (de ~), angstgevoel, bangheid, beklemming [v] (de ~), benauwdheid, schrik [m] (de ~), vrees [m] (de ~) {zn.}
fear
fright
fearfulness
Die jongen toonde geen angst.
That boy showed no fear.
Vrees niet, want er is niets te vrezen.
Fear not because there is nothing to fear.
schrikken, verschieten {ww.}
to fear
to dread

ik schrik

I fear
» meer vervoegingen van to fear



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Hij had schrik voor zijn vrouw.

He was afraid of his wife.

Ik had schrik dat ik te laat was.

I was afraid I'd be late.

Zeg haar dat ge haar graag ziet. Heb geen schrik. Ze zal u niet bijten.

Tell her you like her. Don't be afraid. She won't bite you.

Ik had schrik dat ik het genoegen niet zou hebben om je te ontmoeten.

I was afraid I wouldn't have the pleasure of meeting you.

Heb geen schrik om fouten te maken, als ge een taal leert.

You must not be afraid of making mistakes when learning a language.