Vertaling van seizoen
Inhoud:
Nederlands
Engels
De zomer is mijn favoriete seizoen.
Summer is the season I like best.
Dit is het seizoen voor verse thee.
This is the season to pick fresh tea.
seizoen {zn.}
season
jaargetijde , jaargetij, seizoen {zn.}
season
time of year
time of year
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
De zomer is mijn favoriete seizoen.
Summer is the season I like best.
Dit is het seizoen voor verse thee.
This is the season to pick fresh tea.