Vertaling van soepel

Inhoud:

Nederlands
Engels
soepel {bn.}
supple 
pliant
slap, soepel {bn.}
limp
soepel, buigbaar, buigzaam, flexibel, smijdig {bn.}
bendable
pliable
pliant
waxy
elastisch, rekbaar, soepel, veerkrachtig {bn.}
elastic 
springy
inschikkelijk, flexibel, makkelijk, meegaand, plooibaar, soepel, gemakkelijk {bn.}
lenient
gladjes, moeiteloos, probleemloos, soepel, licht, gemakkelijk, makkelijk {bn.}
easy