Vertaling van spruiten

Inhoud:

Nederlands
Engels
spruiten, uitspruiten {ww.}
to sprout
geboren worden, ontluiken, spruiten {ww.}
to be born
to originate 
to arise 

wij spruiten
jullie spruiten
zij spruiten

we originate
you originate
they originate
» meer vervoegingen van to originate

botten, spruiten, uitbotten, uitschieten, uitspruiten {ww.}
to burgeon 
to sprout
to bud

wij spruiten
jullie spruiten
zij spruiten

we burgeon
you burgeon
they burgeon
» meer vervoegingen van to burgeon

uitspruiten, spruiten {ww.}
to bud

wij spruiten
jullie spruiten
zij spruiten

we bud
you bud
they bud
» meer vervoegingen van to bud

afstammen, spruiten {ww.}
to derive
to descend
to come

wij spruiten
jullie spruiten
zij spruiten

we derive
you derive
they derive
» meer vervoegingen van to derive

koter [m] (de ~), loot, spruit [m] (de ~), kind [m] (het ~) {zn.}
child
kid
Toen het kind de laatste PlayStation-software wilde, gedroeg hij zich als een verwend kind.
When the kid wanted the latest PlayStation software, he acted like a spoiled child.
Kind, raak niet aan de spiegel!
Kid, don't touch the mirror!
spruitjes, spruit [m] (de ~) {zn.}
brussels sprouts
loot [m] (de ~), afzetsel, scheut [m] (de ~), spruit [m] (de ~), uitloper [m] (de ~), lot [o] (het ~), schoot, groei [m] (de ~), rank [m] (de ~), telg [m] (de ~), poot [m] (de ~) {zn.}
shoot