Vertaling van staat
financial statement
land
state
res publica
nation
commonwealth
body politic
jij staat
hij/zij/het staat
you clothe
he/she/it clothes
» meer vervoegingen van to clothe
jij staat
hij/zij/het staat
you suit
he/she/it suits
» meer vervoegingen van to suit
jij staat
hij/zij/het staat
you stand
he/she/it stands
» meer vervoegingen van to stand
status
to stand up
jij staat
hij/zij/het staat
you stand
he/she/it stands
» meer vervoegingen van to stand
to relate
jij staat
hij/zij/het staat
you relate
he/she/it relates
» meer vervoegingen van to relate
jij staat
hij/zij/het staat
you stand
he/she/it stands
» meer vervoegingen van to stand
to call for
to demand
to involve
to necessitate
to need
to postulate
to require
to take
jij staat
hij/zij/het staat
you ask
he/she/it asks
» meer vervoegingen van to ask
to say
jij staat
hij/zij/het staat
you read
he/she/it reads
» meer vervoegingen van to read
jij staat
to stand for
to symbolise
to symbolize
to typify
jij staat
hij/zij/het staat
you represent
he/she/it represents
» meer vervoegingen van to represent
to look
to seem
jij staat
hij/zij/het staat
you appear
he/she/it appears
» meer vervoegingen van to appear
Voorbeelden in zinsverband
Ze staat vroeg op.
She gets up early.
Zijn pruik staat scheef.
His wig is skew.
Groen staat je goed.
Green suits you.
Zwart staat je goed.
Black becomes you.
Groen staat Alice goed.
Green suits Alice.
Je staat in de weg.
You are in my way.
Mijn grootvader staat vroeg op.
My grandfather gets up early.
Groen staat je erg goed.
Green suits you very well.
"Waar staat je huis?" "Daarzo."
"Where is your house?" "It is over there."
Tom staat op het dak.
Tom is on the roof.
Mijn vader staat vroeg op.
My father gets up early.
Er staat geen wind vandaag.
There is no wind today.
Hij staat op het podium.
He is standing on the stage.
Tom staat niet vroeg op.
Tom doesn't get up early.
Hij staat niet vroeg op.
He does not get up early.