Vertaling van sticht

Inhoud:

Nederlands
Engels
aandoen, aanrichten, stichten, teweegbrengen, veroorzaken {ww.}
to cause 
to wreak 
to inflict
to result in
to provoke
to pose
to give rise to

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht

I cause
you cause
he/she/it causes
» meer vervoegingen van to cause

Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
What trouble can she cause?
Ik wil geen paniek veroorzaken.
I don't want to cause a panic.
baseren, funderen, grondvesten, stichten, vestigen {ww.}
to form 
to establish 
to found 
to erect

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht

I form
you form
he/she/it forms
» meer vervoegingen van to form

inrichten, oprichten, stichten, vestigen {ww.}
to establish 
to set 
to erect

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht

I establish
you establish
he/she/it establishes
» meer vervoegingen van to establish

stichten {ww.}
to edify

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht

I edify
you edify
he/she/it edifies
» meer vervoegingen van to edify

bisdom [o] (het ~), diocees [o] (het ~), episcopaat [o] (het ~), sticht, stift [m] (de ~), curie [v] (de ~) {zn.}
diocese
episcopate
bishopric
klooster [o] (het ~), sticht, stift [m] (de ~), convent [o] (het ~) {zn.}
religious residence
cloister
stichten, grondvesten, vestigen {ww.}
to plant
to institute
to establish
to found
to constitute

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht

I plant
you plant
he/she/it plants
» meer vervoegingen van to plant

stichten, aanrichten, aanstichten {ww.}
to provoke
to evoke
to kick up
to call forth

ik sticht
jij sticht
hij/zij/het sticht

I provoke
you provoke
he/she/it provokes
» meer vervoegingen van to provoke