Vertaling van straf

Inhoud:

Nederlands
Engels
bestraffing [v], straf {zn.}
punishment 
retribution
penalty
Tieners zijn Gods straf voor seks.
Teenagers are God's punishment for having sex.
fiks, geducht, krachtig, sterk, straf, zwaar {bn.}
strong 
vigorous 
forceful 
tough 
stallwart
bar, duchtig, hard, straf, streng, zwaar {bn.}
severe 
strict 
austere
hard 
harsh 
sharp 
stark 
stern 
tough 
bad 
straf [m] (de ~), afstraffing [v] (de ~), bestraffing [v] (de ~) {zn.}
punishment
penalization
penalty
penalisation
straffen, bestraffen {ww.}
to punish 
to visit 
to penalize 
to chastise

ik straf

I punish
» meer vervoegingen van to punish

We zullen je straffen in de naam van de Maan!
In the name of the moon, we'll punish you!
crime [m] (de ~), straf {zn.}
affliction
hevig, sterk, hard, zwaar, ernstig, fel, stevig, erg, heftig, krachtig, straf, vurig, vet {bn.}
intense
streng, gebiedend, gestreng, straf {bn.}
ascetic
ascetical
austere
spartan
straffen, aanpakken, bestraffen {ww.}
to punish
to penalize
to penalise

ik straf

I punish
» meer vervoegingen van to punish



Gerelateerd aan straf

bestraffing - fiks - geducht - krachtig - sterk - zwaar - bar - duchtig - hard - streng - afstraffing - straffen - bestraffen - crime - hevigmaatregel - bejegenen