Vertaling van sukkel
Inhoud:
Nederlands
Engels
broddelaar , knoeier, prutser, stumper, sukkel {zn.}
broddler
knul, kruk, lummel, stoethaspel, stoffel, sukkel {zn.}
maladroit
kluns , dreutel , duts , frutselaar, hannes, jandoedel, klungel , knurft , lomperd , lummel , prutser , stoethaspel , stuntel, stuntelaar, sukkel , amateur , hobbezak , knuppel {zn.}
duffer
kwakkelen, sukkelen, tobben {ww.}
to suffer
ik sukkel
I suffer
» meer vervoegingen van to suffer
sjokken, sloffen, sukkelen {ww.}
to pound
to lumber
to lumber
ik sukkel
I pound
» meer vervoegingen van to pound