Vertaling van tellen
wij tellen
jullie tellen
zij tellen
we count
you count
they count
» meer vervoegingen van to count
to numerate
to number
to enumerate
wij tellen
jullie tellen
zij tellen
we count
you count
they count
» meer vervoegingen van to count
wij tellen
jullie tellen
zij tellen
we count
you count
they count
» meer vervoegingen van to count
wij tellen
jullie tellen
zij tellen
we count
you count
they count
» meer vervoegingen van to count
to weigh
to matter
wij tellen
jullie tellen
zij tellen
we count
you count
they count
» meer vervoegingen van to count
to own
to possess
wij tellen
jullie tellen
zij tellen
we have
you have
they have
» meer vervoegingen van to have
tally
reckoning
numeration
enumeration
counting
minute
second
mo
bit
Voorbeelden in zinsverband
Hij kan niet tellen.
He can't count.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
My son can already count up to one hundred.
Wanneer je twee jaar oud was kon je al tot tien tellen.
You could count to ten when you were two.
Er staan zoveel sterren aan de hemel, ik kan ze niet allemaal tellen.
There are so many stars in the sky, I can't count them all.
Hij is niet verstandig genoeg om getallen in het hoofd op te tellen.
He isn't smart enough to add up numbers in his head.
Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.
She's only two years old, but she can already count to 100.
Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.
She is only two years old but is able to count to 100.
Als er geen leven na de dood is, kan je dit leven maar beter laten tellen.
If there's no life after death, then you'd better make this life count.