Vertaling van tennis
lawn tennis
Voorbeelden in zinsverband
Kenji speelt tennis.
Kenji plays tennis.
Tennis spelen is gemakkelijk.
It is easy to play tennis.
Waar speelt gij tennis?
Where do you play tennis?
Hij speelde tennis.
He played tennis.
Ik speel goed tennis.
I'm good at tennis.
"Speelt zij tennis?" "Ja."
"Does she play tennis?" "Yes, she does."
Vindt u tennis leuk?
Do you like tennis?
Hij speelt zeer goed tennis.
He plays tennis very well.
Jane speelde geen tennis, nietwaar?
Jane didn't play tennis, did she?
Ze is goed in tennis.
She's good at tennis.
Deze namiddag speel ik tennis.
I will play tennis this afternoon.
Tennis is mijn favoriete sport.
I like tennis the best of all sports.
Ze speelt elke zondag tennis.
She plays tennis every Sunday.
Tennis is mijn favoriete sport.
Tennis is my favourite sport.
Nee, maar ik speel tennis.
No, but I play tennis.