Vertaling van trouw
Inhoud:
Nederlands
Engels
trouw , getrouwheid, loyaliteit {zn.}
trueness
loyalty
loyalty
trouw {bn.}
dead on target
true
true
trouw, loyaal, getrouw {bn.}
dead on target
true
true
ik trouw
I marry
» meer vervoegingen van to marry
Wil je met me trouwen?
Will you marry me?
Ik wil met je trouwen.
I want to marry you.
ik trouw
I marry
» meer vervoegingen van to marry
Ze besloot met Tom te trouwen.
She decided to get married to Tom.
Ze gaan trouwen in juni.
They are to be married in June.
ik trouw
I marry
» meer vervoegingen van to marry
Hij beloofde met haar te trouwen.
He promised to marry her.
Ze besliste met hem te trouwen.
She decided to marry him.
ik trouw
I marry
» meer vervoegingen van to marry
Hij kan het zich niet veroorloven om te trouwen.
He can't afford to get married.
ik trouw
I marry
» meer vervoegingen van to marry
Je bent te jong om te trouwen.
You're too young to marry.
ik trouw
I marry
» meer vervoegingen van to marry