Vertaling van uitlopen

Inhoud:

Nederlands
Engels
uitlopen {ww.}
to run
to bleed

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will run
you will run
he/she/it will run
» meer vervoegingen van to run

afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden {ww.}
to drive away
to drive off

ik zal uitlopen

uitlopen {ww.}
to clip
to jog
to trot

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will clip
you will clip
he/she/it will clip
» meer vervoegingen van to clip

uitlopen {ww.}
to draw out
to extend
to prolong
to protract

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will extend
you will extend
he/she/it will extend
» meer vervoegingen van to extend

uitlopen {ww.}
to run

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will run
you will run
he/she/it will run
» meer vervoegingen van to run

uitlopen, uitschieten, schieten {ww.}
to bourgeon
to burgeon forth
to germinate
to pullulate
to shoot
to sprout
to spud

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will germinate
you will germinate
he/she/it will germinate
» meer vervoegingen van to germinate

uitlopen {ww.}
to run

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will run
you will run
he/she/it will run
» meer vervoegingen van to run

uitlopen, weglopen {ww.}
to drop

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will drop
you will drop
he/she/it will drop
» meer vervoegingen van to drop

uitlopen {ww.}
to break
to bust
to fall apart
to wear
to wear out

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will break
you will break
he/she/it will break
» meer vervoegingen van to break

aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
to come to an end
to end 
to end up
to expire 
to conclude 
to finish 

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will end
you will end
he/she/it will end
» meer vervoegingen van to end

uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden {ww.}
to go out
to quit 
to leave 
to emerge 
to alight
to exit 

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will quit
you will quit
he/she/it will quit
» meer vervoegingen van to quit

Laten we uitgaan.
Let's go out.
Ik zou beter niet uitgaan vanavond.
I'd rather not go out this evening.
uitlopen {ww.}
to slow up
to slow down
to retard
to slow
to decelerate

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will retard
you will retard
he/she/it will retard
» meer vervoegingen van to retard

uitlopen {ww.}
to go out
uitlopen {ww.}
to wear
to have on

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will wear
you will wear
he/she/it will wear
» meer vervoegingen van to wear

uitlopen {ww.}
to flare out
to flare

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will flare
you will flare
he/she/it will flare
» meer vervoegingen van to flare

uitdraaien, uitlopen, uitpakken, vallen, uitmonden, resulteren, uitvallen, leiden, bekomen {ww.}
to ensue
to result

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will ensue
you will ensue
he/she/it will ensue
» meer vervoegingen van to ensue

uitmonden, uitstromen, uitlopen {ww.}
to flow out
to effuse

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will effuse
you will effuse
he/she/it will effuse
» meer vervoegingen van to effuse

eindigen, uitlopen {ww.}
to cease
to end
to finish
to stop
to terminate

ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen

I will cease
you will cease
he/she/it will cease
» meer vervoegingen van to cease

uitloop [m] (de ~) {zn.}
deceleration
retardation
slowing
monding [v] (de ~), mond, riviermond [m] (de ~), riviermonding, uitmonding, uitloop [m] (de ~) {zn.}
mouth
uitloop [m] (de ~) {zn.}
outfall