Vertaling van uitrusten

Inhoud:

Nederlands
Engels
uitrusten, uitblazen {ww.}
to take a breather
to catch one's breath
to rest
to breathe
toerusten, uitrusten {ww.}
to accoutre
to outfit
to fit out
to equip 

ik zal uitrusten
jij zult uitrusten
hij/zij/het zal uitrusten

I will equip
you will equip
he/she/it will equip
» meer vervoegingen van to equip

equiperen, outilleren, toerusten, geoutilleerd, uitrusten {ww.}
to outfit
to fit
to fit out
to equip

ik zal uitrusten
jij zult uitrusten
hij/zij/het zal uitrusten

I will fit
you will fit
he/she/it will fit
» meer vervoegingen van to fit



Gerelateerd aan uitrusten

uitblazen - toerusten - equiperen - outilleren - geoutilleerdrusten - klaarmaken