Vertaling van uitvogelen
Inhoud:
Nederlands
Engels
uitzoeken, napluizen, navlooien, uitdokteren, uitplussen, uitpuzzelen, uitvissen, uitvlooien, uitvogelen, uitvorsen, vorsen {ww.}
to work out
to work
to solve
to puzzle out
to lick
to figure out
to work
to solve
to puzzle out
to lick
to figure out
ik zal uitvogelen
jij zult uitvogelen
hij/zij/het zal uitvogelen
I will work
you will work
he/she/it will work
» meer vervoegingen van to work