Vertaling van van meet af aan
ik meet
jij meet
hij/zij/het meet
I measure
you measure
he/she/it measures
» meer vervoegingen van to measure
ik meet
jij meet
hij/zij/het meet
I measure
you measure
he/she/it measures
» meer vervoegingen van to measure
ik meet
jij meet
hij/zij/het meet
I compute
you compute
he/she/it computes
» meer vervoegingen van to compute
to meet
to play
to encounter
ik meet
jij meet
hij/zij/het meet
I meet
you meet
he/she/it meets
» meer vervoegingen van to meet
to mensurate
to measure
ik meet af
jij meet af
hij/zij/het meet af
I measure
you measure
he/she/it measures
» meer vervoegingen van to measure
to vie
to compete
ik meet
jij meet
hij/zij/het meet
I contend
you contend
he/she/it contends
» meer vervoegingen van to contend
ik meet
jij meet
hij/zij/het meet
I measure
you measure
he/she/it measures
» meer vervoegingen van to measure
to level
to point
ik meet land
jij meet land
hij/zij/het meet land
I charge
you charge
he/she/it charges
» meer vervoegingen van to charge