Vertaling van veroorzaken
Inhoud:
Nederlands
Engels
veroorzaken, teweegbrengen, leiden {ww.}
to cause
to make
to do
to make
to do
wij veroorzaken
jullie veroorzaken
zij veroorzaken
we cause
you cause
they cause
» meer vervoegingen van to cause
Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
What trouble can she cause?
Ik wil geen paniek veroorzaken.
I don't want to cause a panic.
aandoen, aanrichten, stichten, teweegbrengen, veroorzaken {ww.}
wij veroorzaken
jullie veroorzaken
zij veroorzaken
we cause
you cause
they cause
» meer vervoegingen van to cause
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Ik wil geen paniek veroorzaken.
I don't want to cause a panic.
Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
What trouble can she cause?