Vertaling van vlees
soma
shape
physique
physical body
material body
human body
frame
form
figure
chassis
build
bod
anatomy
pulp
Voorbeelden in zinsverband
Dit is goed vlees.
This is good meat.
Ik wil geen vlees.
I don't want meat.
Ik eet geen vlees.
I don't eat meat.
Dit vlees is kippenvlees.
That meat is chicken.
Amerikanen eten veel vlees.
Americans eat a lot of meat.
Dit vlees is koosjer.
This meat is kosher.
Mary eet geen rood vlees.
Mary doesn't eat red meat.
Al het vlees was slecht.
All the meat was bad.
Ik onthield mij van vlees.
I abstained from taking meat.
Katten hebben liever vis dan vlees.
The cat prefers fish to meat.
Ik heb liever vis dan vlees.
I prefer fish to meat.
Ik heb liever vlees dan vis.
I like meat better than fish.
Ze eten een keer per week vlees.
They eat meat once a week.
Zit er vlees in dit eten?
Does this food contain any meat?
Hij sneed het vlees met een mes.
He cut the meat with a knife.