Vertaling van vrij

Inhoud:

Nederlands
Engels
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
free 
unchecked
spare 
los, vrij {bn.}
baggy
frank, ongegeneerd, ongedwongen, vrij, vrijmoedig, vrijpostig {bn.}
free and easy
carefree 
relaxed
los, ongedwongen, vrij, vrijelijk, vrijuit {bw.}
freely 
openly 
unhindered
leeg, onbezet, open, vrij {bn.}
free 
unoccupied
vacant 
los, vrij {bn.}
loose 
slack 
aardig, tamelijk, vrij {bw.}
fairly 
rather
relatively
comparatively 
quite
gratis, kosteloos, vrij {bn.}
free 
gratis
basta, genoeg, nogal, tamelijk, vrij, voldoende {bw.}
enough 
quite
rather
sufficiently 
pretty 
sex bedrijven, sex hebben, vrijen {ww.}
to fuck
to make love
het hof maken, scharrelen, vrijen {ww.}
to woo 
to romance
to court 

ik vrij

minnekozen, vrijen {ww.}
to fondle
to caress

ik vrij

I fondle
» meer vervoegingen van to fondle

vrijen, bedvogelen, bibberen, bonken, bonzen, coïteren, cohabiteren, emmeren, flensen, fleppen, fokken, ketsen, kezen, kieren, knarren, neuken, pompen, rampetampen, soppen, vogelen, vozen, slapen, poepen, rollebollen, seksen, figuurzagen, wippen, palen, rammen, naaien {ww.}
to bed
to sleep with
to hump
to have sex
to be intimate
to sleep together
to roll in the hay
to make love
to lie with
to get it on
to fuck
to eff
to do it
to bonk
to jazz
to know
to get laid
to love
to have a go at it
to make out
to have intercourse
to screw
to have it away
to have it off
to bang

ik vrij

Ge zoudt beter slapen.
You should go to bed.
Hij gaat slapen met het licht aan.
He goes to sleep with the lights left on.

Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Je bent vrij goed.

You're pretty good.

We zijn vrij!

We are free!

Ik neem morgenmiddag vrij.

I'm taking tomorrow afternoon off.

Het is vrij koud.

It's pretty cold.

Ik ben vrij!

I'm free!

Ik ben deze nacht vrij.

I'm free tonight.

Ben je vrij dit weekend?

Are you free this weekend?

Zaterdag is mijn vader vrij.

Saturday is when my father is free.

Ik ben vrij op zondag.

I'm free on Sunday.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Tom is taking a few days off.

Hij heeft een week vrij genomen.

He took a week off.

De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.

The Japanese economy developed rapidly.

Tom is een vrij goede snowboarder.

Tom is a pretty good snowboarder.

Hou volgende weeg zaterdagmiddag vrij, alsjeblieft.

Please leave next Saturday afternoon free.

Mijn vader heeft vrij op zaterdag.

My dad's free on Saturday.


Gerelateerd aan vrij

los - onbelemmerd - onbezet - open - vlot - vrijgesteld - frank - ongegeneerd - ongedwongen - vrijmoedig - vrijpostig - vrijelijk - vrijuit - leeg - aardigliefkozen - handelen