Vertaling van weekend
Inhoud:
Nederlands
Engels
weekend , weekeinde {zn.}
weekend
Hoe was je weekend?
How was your weekend?
Ben je vrij dit weekend?
Are you free this weekend?
weekeinde, weekend {zn.}
week-end
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Hoe was je weekend?
How was your weekend?
Ben je vrij dit weekend?
Are you free this weekend?
Hebt ge een aangenaam weekend gehad?
Did you have a good weekend?
Hij komt bijna elk weekend thuis.
He comes home almost every weekend.
Ik heb dit weekend veel geleerd.
I learned a lot this weekend.
Ik moet een boel wassen in het weekend.
Over the weekend I have a lot to wash.
Ik hoop ook op zonnig weer in het weekend.
I also hope for sunny weather at the weekend.
Wat ben je van plan voor het weekend?
What are your weekend plans?
Ik kan niet wachten tot het weekend begint.
I can't wait for the weekend to begin.
Wat ben je van plan voor het weekend?
What're your plans for the weekend?