Vertaling van wees
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
I indicated
you indicated
he/she/it indicated
» meer vervoegingen van to indicate
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
I showed
you showed
he/she/it showed
» meer vervoegingen van to show
to indicate
to point
to designate
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
I showed
you showed
he/she/it showed
» meer vervoegingen van to show
to indicate
to point
to show
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
I designated
you designated
he/she/it designated
» meer vervoegingen van to designate
to betoken
to indicate
to point
to signal
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
I bespeaked (E); bespoke
you bespeaked (E); bespoke
he/she/it bespeaked (E); bespoke
» meer vervoegingen van to bespeak
to indicate
to point
to show
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
I designated
you designated
he/she/it designated
» meer vervoegingen van to designate
to exist
to represent
to make up
to constitute
to comprise
to belong
jij wees! (gebiedende wijs)
to cost
jij wees! (gebiedende wijs)
Voorbeelden in zinsverband
Wees vrolijk.
Be cheerful.
Wees geliefd.
Be loved.
Wees niet bang.
Don't be afraid.
Wees aardig voor anderen.
Be nice to others.
Wees alsjeblieft beleefd.
Please be polite.
Wees aardig voor anderen.
Be kind to others.
Tom is een wees.
Tom is an orphan.
Wees aardig voor anderen.
Please be kind to others.
Ze wees naar hem.
She pointed at him.
Wees stil, allemaal.
Be quiet, all of you.
Wees beleefd tegen je ouders.
Be polite to your parents.
Ze wees mijn verzoek af.
She turned down my request.
Maak je geen zorgen, wees blij!
Don't worry, be happy!
Hij wees mij eerlijk op mijn tekortkomingen.
He frankly pointed out my faults.
Wees alsjeblieft meer voorzichtig in de toekomst.
Please take more care in the future.