Vertaling van wortelen

Inhoud:

Nederlands
Engels
stoelen, wortelen, worteltrekken {ww.}
to be rooted
peen [v], wortel (mv. wortelen) [m] {zn.}
carrot 
Het konijn eet de wortel.
The rabbit is eating the carrot.
Voeg de geraspte wortel toe aan de vulling.
Add the shredded carrot to the stuffing.
stam [m], wortel (mv. wortelen) [m], radix {zn.}
root 
radix
stem 
Geld is de wortel van alle kwaad.
Money is the root of all evil.
Wat is de wortel van 100?
What's the square root of 100?
teruggaan, wortelen {ww.}
to spring up
to uprise
to rise
to originate
to grow
to develop
to arise

zij wortelen

they uprise
» meer vervoegingen van to uprise

aangaan, wortelen, aanslaan {ww.}
to root

zij wortelen

they root
» meer vervoegingen van to root

worteltje, wortel [m] (de ~) {zn.}
carrot
daucus carota sativa
cultivated carrot
De haas stal een wortel uit de tuin.
The hare stole a carrot from the garden.
oorsprong [m] (de ~), oerbron, origine [v] (de ~), wortel (mv. wortelen) [m] (de ~), begin [o] (het ~), kiem [m] (de ~) {zn.}
beginning
root
origin
source
rootage
Ik begin mijn vriendin te missen.
I'm beginning to miss my girlfriend.
Wanneer je naar televisie kijkt of naar de radio luistert, is de muziek die je hoort vaak van Afrikaanse origine.
When you watch television or listen to the radio, the music which you hear is often African in origin.
worteltje, wortel (mv. wortelen) [m] (de ~) {zn.}
root
radix, wortelgetal, wortel (mv. wortelen) [m] (de ~) {zn.}
root


Gerelateerd aan wortelen

stoelen - worteltrekken - peen - wortel - stam - radix - teruggaan - aangaan - aanslaan - worteltje - oorsprong - oerbron - origine - begin - kiemvoortkomen - wassen - wortelgewas - iets - deel - getal - peen