Vertaling van zat

Inhoud:

Nederlands
Engels
verzadigd, vol, zat {bn.}
full 
replete 
satisfied 
zat, beu, spuugzat {bn.}
done with
through with
beschonken, dronken, zat {bn.}
drunk
intoxicated
drunken 
zitten {ww.}
to sit 

ik zat
jij zat
hij/zij/het zat

I sat
you sat
he/she/it sat
» meer vervoegingen van to sit

Nee, ga zitten.
No, sit down.
Kom hier, meisje, ga zitten!
Come here, little girl, sit down!
poseren, zitten {ww.}
to posture
to pass oneself off
to pose

ik zat
jij zat
hij/zij/het zat

I postured
you postured
he/she/it postured
» meer vervoegingen van to posture

genoeg, afdoend, genoegzaam, sufficiënt, toereikend, voldoend, voldoende, zat {bw.}
sufficiently
zitten, rondlopen {ww.}
to dwell
to brood

ik zat
jij zat
hij/zij/het zat

I dwelt; dwelled
you dwelt; dwelled
he/she/it dwelt; dwelled
» meer vervoegingen van to dwell

zitten {ww.}
to feel

ik zat
jij zat
hij/zij/het zat

I felt
you felt
he/she/it felt
» meer vervoegingen van to feel

Gaat u lekker op de bank zitten en maak het uzelf gemakkelijk.
Sit on the sofa and feel at ease.
zitten, neerzitten, zetelen {ww.}
to sit
to sit down

ik zat
jij zat
hij/zij/het zat

I sat
you sat
he/she/it sat
» meer vervoegingen van to sit

Laten we op de bank zitten.
Let's sit down on the bench.
U mag op de stoel gaan zitten.
You may sit down on the chair.
zitten {ww.}
to go
to fit

ik zat
jij zat
hij/zij/het zat

I went
you went
he/she/it went
» meer vervoegingen van to go

pozen, toeven, vertoeven, verwijlen, zijn, zitten, bevinden, wezen, ophouden, verkeren, uithangen {ww.}
to be

ik zat
jij zat
hij/zij/het zat

I was
you were
he/she/it was
» meer vervoegingen van to be

Moet dit een krentenbol zijn? Je moet haast fietsen van de ene krent naar de andere, zo weinig zitten er in.
Is this supposed to be a currant bun? You almost need to cycle from one currant to another, so few are there.
Laat ons eerlijk zijn.
Let's be honest.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Ik zat naast hem.

I sat next to him.

Ze zat naast me.

She sat next to me.

Hij zat bij de rivier.

He sat next to the stream.

Ze zat op de bank.

She sat on the bench.

Ik zat op hete kolen.

I was on tenterhooks.

Hij zat op het bed.

He sat on the bed.

De hond zat achter de kat aan.

The dog ran after the cat.

Hij zat daar een pijp te roken.

He sat there smoking a pipe.

Er zat een kat op de stoel.

A cat was sitting on the chair.

Ik zat tussen Tom en John.

I sat between Tom and John.

De jongen zat op een stoel.

The boy sat on a chair.

Hij zat in de gevangenis met levenslang.

He was in prison for life.

Heeft hij toegegeven dat hij fout zat?

Did he admit that he was wrong?

Er zat een kat op de tafel.

There was a cat on the table.

Ik zat twaalf uur op de trein.

I was on the train for twelve hours.


Gerelateerd aan zat

verzadigd - vol - beu - spuugzat - beschonken - dronken - zitten - poseren - genoeg - afdoend - genoegzaam - sufficiënt - toereikend - voldoend - voldoendegedenken - betasten - pozen - passen