Vertaling van zien

Inhoud:

Nederlands
Engels
zien {ww.}
to see 
to witness 

wij zien
jullie zien
zij zien

we see
you see
they see
» meer vervoegingen van to see

Laat zien.
Let me see.
Zij zien Dan.
They see Dan.
zien, aanschouwen {ww.}
to see

wij zien
jullie zien
zij zien

we see
you see
they see
» meer vervoegingen van to see

We zullen zien.
We shall see.
Kan je het zien?
Can you see it?
zien {zn.}
sight
visual sense
visual modality
vision
Ik rilde bij het zien van de slang.
I shuddered at the sight of the snake.
inschatten, zien, bekijken, beoordelen, beschouwen, bezien, aankijken, ontvangen {ww.}
to judge
to pass judgment
to evaluate

wij zien
jullie zien
zij zien

we judge
you judge
they judge
» meer vervoegingen van to judge

oordelen, schatten, zien, achten, beschouwen, bevinden, houden, aanmerken {ww.}
to see
to view
to regard
to reckon
to consider

wij zien
jullie zien
zij zien

we see
you see
they see
» meer vervoegingen van to see

Laten we eens zien wie het het langst uit kan houden.
Let's see who can hold out the longest.
beproeven, pogen, trachten, zien, proberen {ww.}
to try
to seek
to attempt
to essay
to assay

wij zien
jullie zien
zij zien

we try
you try
they try
» meer vervoegingen van to try

Laat ons iets proberen.
Let's try something.
Ik zal opnieuw proberen.
I will try again.
eruitzien, zien, kijken, tonen, ogen {ww.}
to look
to seem
to appear

wij zien
jullie zien
zij zien

we look
you look
they look
» meer vervoegingen van to look

Moet je die rook zien.
Look at that smoke.
Moet je dat hoge gebouw zien.
Look at that tall building.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Laat zien.

Let me see.

O! Laat eens zien.

Oh! Show me, please.

Henry wilt je zien.

Henry wants to see you.

Zij zien Dan.

They see Dan.

We zullen zien.

We shall see.

Eerst zien, dan geloven.

To see is to believe.

O! Laat eens zien.

Oh! Please show it to me.

Kan je het zien?

Can you see it?

O! Laat eens zien.

Oh! Show it to me please.

Ik kan niets zien.

I can't see!

Ik zal hem morgen zien.

I'm going to see him tomorrow.

Ik wil de film zien.

I want to watch the film.

Moet je die rook zien.

Look at that smoke.

Ik moet wel dingen zien.

I must be seeing things.

Ik heb hem zien rennen.

I saw him running.