Vertaling van zitten
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
we sit
you sit
they sit
» meer vervoegingen van to sit
to brood
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
we dwell
you dwell
they dwell
» meer vervoegingen van to dwell
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
we feel
you feel
they feel
» meer vervoegingen van to feel
to sit down
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
we sit
you sit
they sit
» meer vervoegingen van to sit
to fit
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
we go
you go
they go
» meer vervoegingen van to go
to pass oneself off
to pose
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
we posture
you posture
they posture
» meer vervoegingen van to posture
wij zitten
jullie zitten
zij zitten
we are
you are
they are
» meer vervoegingen van to be
Voorbeelden in zinsverband
Alle bussen zitten vol.
All of the buses are full.
Nee, ga zitten.
No, sit down.
Gaat u zitten.
Please take a seat.
Ze zitten aan tafel.
They are sitting at the table.
Ik ging naast hem zitten.
I sat down next to him.
Kom hier, meisje, ga zitten!
Come here, little girl, sit down!
Waar zou u willen zitten?
Where would you like to sit?
We zitten in hetzelfde schuitje.
We are sitting in the same boat.
Zitten we in hetzelfde hotel?
Are we in the same hotel?
Er zitten veertig leerlingen in onze klas.
There are forty students in our class.
In het mandje zitten een paar appels.
There are few apples in the basket.
Zit daar niet te zitten, doe iets!
Don't just sit there, do something!
Er zitten knopen op het jasje.
There are buttons on the coat.
Twee kinderen zitten op een hek.
Two children are sitting on the fence.
Dat liedje blijft in je hoofd zitten.
That song is catchy.