Vertaling van zwijnen

Inhoud:

Nederlands
Engels
boffen, geluk hebben, het treffen, zwijnen {ww.}
to have good luck
to be lucky
aan de rol zijn, brassen, boemelen, slempen, uitspatten, zwijnen {ww.}
to wallow
to revel

wij zwijnen
jullie zwijnen
zij zwijnen

we wallow
you wallow
they wallow
» meer vervoegingen van to wallow

bof [m], buitenkansje [o], veine [v], geluk, mazzel, tref, zwijn (mv. zwijnen), zwijntje [o], buitenkans, gelukje, meevaller {zn.}
luck 
bonanza
windfall
Ik wens u veel geluk op het examen.
I wish you good luck in the exam!
boemelaar [m], brasser [m], losbol, sjap, zwabber, zwierbol, zwijn (mv. zwijnen), zwijnjak {zn.}
guzzler
carouser
varken [o], zwijn (mv. zwijnen) [o] {zn.}
pig 
hog
swine 
boffen, mazzelen, zwijnen {ww.}
to luck out
to hit the jackpot
geluk [o] (het ~), bof [m] (de ~), fortuin [o] (het ~), mazzel [m] (de ~), zwijn [o] (het ~), zwijntje {zn.}
fortune
luck
John erfde een groot fortuin.
John inherited a large fortune.
Het geluk staat de dapperen bij.
Fortune favors the bold.
varken [m] (het ~), krulstaart, zwijn [m] (het ~) {zn.}
swine
naarling [m] (de ~), beroerling, ellendeling [m] (de ~), etterbak, etterbuil, fielt, fluim, gemenerik [m] (de ~), hond [m] (de ~), hondenlul [m] (de ~), kelerelijder, kelerelijer, klerelijer [m] (de ~), kloot [m] (de ~), kloothommel, klootspiraal, klootzak [m] (de ~), kwal [m] (de ~), lamgat, lammeling [m] (de ~), lamstraal, lamzak [m] (de ~), lazersteen, lazerstraal, loeder [m] (de/het ~), lul [m] (de ~), lulhannes, lulletje, miesgasser, mispunt [m] (het ~), onverlaat [m] (de ~), paardelul, paardenlul, patjakker, pleurislijder [m] (de ~), ploert [m] (de ~), plurk, pokkenlijer, pokkenvent, pooier, rasploert, rotzak [m] (de ~), schoelje [m] (het ~), schoft [m] (de ~), serpent [m] (de/het ~), smeerlap [m] (de ~), stinker, teringlijder, tyfuslijer, vuilak [m] (de ~), zakkenwasser [m] (de ~), zwijn [m] (het ~), zak [m] (de ~), hondelul, etter [m] (de ~), lelijkerd [m] (de ~), smiecht [m] (de ~), pokkenlijder [m] (de ~), sekreet [o] (het ~), stinkerd [m] (de ~) {zn.}
son of a bitch
whoreson
shit
sob
motherfucker
prick
mother fucker
dickhead
cocksucker
bastard
asshole