Vertaling van aankomen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
aankomen, raken, aanraken, beroeren, toucheren {ww.}
estar en contacto
tocar

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

yo tocaré
tocarás
él/ella tocará
» meer vervoegingen van tocar

aankomen, arriveren {ww.}
llegar

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

yo llegaré
llegarás
él/ella llegará
» meer vervoegingen van llegar

Ik wil weten wanneer mijn bagage zal aankomen.
Quiero saber cuándo va a llegar mi equipaje.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

De brief zal morgen aankomen.

La carta llegará mañana.

Ik wil weten wanneer mijn bagage zal aankomen.

Quiero saber cuándo va a llegar mi equipaje.


Gerelateerd aan aankomen

raken - aanraken - beroeren - toucheren - arriveren