Vertaling van aanrichten

Inhoud:

Nederlands
Spaans
aanrichten, arrangeren, ordenen, regelen {ww.}
arreglar

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten

yo arreglaré
arreglarás
él/ella arreglará
» meer vervoegingen van arreglar

aandoen, aanrichten, stichten, teweegbrengen, veroorzaken {ww.}
dar lugar a
producir
ocasionar
maquinar
instigar
causar

ik zal aanrichten
jij zult aanrichten
hij/zij/het zal aanrichten

yo produciré
producirás
él/ella producirá
» meer vervoegingen van producir



Gerelateerd aan aanrichten

arrangeren - ordenen - regelen - aandoen - stichten - teweegbrengen - veroorzaken