Vertaling van aantreffen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
encontrar
chocar contra
dar con
topar
encontrarse con
chocar contra
dar con
topar
encontrarse con
ik zal aantreffen
jij zult aantreffen
hij/zij/het zal aantreffen
yo encontraré
tú encontrarás
él/ella encontrará
» meer vervoegingen van encontrar
Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?
Ah, ¿cuándo se volverán a encontrar?
vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
encontrar
hallar
hallar
ik zal aantreffen
jij zult aantreffen
hij/zij/het zal aantreffen
yo encontraré
tú encontrarás
él/ella encontrará
» meer vervoegingen van encontrar
Ik kan mijn horloge niet vinden.
No consigo encontrar mi reloj.
Ik kan mijn handschoenen niet vinden.
No puedo encontrar mis guantes.