Vertaling van aarzelen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
aarzelen, dubben, schoorvoeten, schromen, weifelen {ww.}
vacilar
titubear

wij aarzelen
jullie aarzelen
zij aarzelen

nosotros vacilamos
vosotros vaciláis
ellos/ellas vacilan
» meer vervoegingen van vacilar



Gerelateerd aan aarzelen

dubben - schoorvoeten - schromen - weifelen