Vertaling van afbeulen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
afbeulen, afjakkeren {ww.}
fatigar
cansar
cansar
ik zal afbeulen
jij zult afbeulen
hij/zij/het zal afbeulen
yo fatigaré
tú fatigarás
él/ella fatigará
» meer vervoegingen van fatigar