Vertaling van afgesproken

Inhoud:

Nederlands
Spaans
afgesproken {bn.}
convenido
afgesproken, akkoord, goed, in orde, okee, top {bw.}
de acuerdo
en orden
vale
conforme
convenido
afspreken {ww.}
quedar

ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken

yo he quedado
has quedado
él/ella ha quedado
» meer vervoegingen van quedar

afspreken, een schikking treffen, het eens zijn, overeenkomen {ww.}
convenir

ik heb afgesproken
jij hebt afgesproken
hij/zij/het heeft afgesproken

yo he convenido
has convenido
él/ella ha convenido
» meer vervoegingen van convenir



Gerelateerd aan afgesproken

akkoord - goed - in orde - okee - top - afspreken - een schikking treffen - het eens zijn - overeenkomen