Vertaling van afhalen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
afhalen, rissen, ritsen, wegnemen {ww.}
quitar
restar
restar
ik zal afhalen
jij zult afhalen
hij/zij/het zal afhalen
yo quitaré
tú quitarás
él/ella quitará
» meer vervoegingen van quitar
afhalen, meebrengen, meenemen, vergaderen, medenemen, medebrengen {ww.}
ir a buscar a
afhalen {ww.}
mondar habas
afhalen, ophalen, komen halen {ww.}
ir a buscar a