Vertaling van afranselen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
afranselen, afrossen, dorsen {ww.}
trillar
ik zal afranselen
jij zult afranselen
hij/zij/het zal afranselen
yo trillaré
tú trillarás
él/ella trillará
» meer vervoegingen van trillar
afranselen, aftuigen, beuken {ww.}
pegar
zurrar
aporrear
zurrar
aporrear
ik zal afranselen
jij zult afranselen
hij/zij/het zal afranselen
yo pegaré
tú pegarás
él/ella pegará
» meer vervoegingen van pegar