Vertaling van afslaan
Inhoud:
Nederlands
Spaans
afslaan, afwijken {ww.}
desviarse
afslaan, blijven staan, halt houden, stilhouden, stilstaan, stoppen {ww.}
parar
detenerse
detenerse
ik zal afslaan
jij zult afslaan
hij/zij/het zal afslaan
yo pararé
tú pararás
él/ella parará
» meer vervoegingen van parar
Ik kon niet stoppen met lachen.
No podía parar de reír.
afslaan, aftrekken, korten, korting geven {ww.}
bajar
ik zal afslaan
jij zult afslaan
hij/zij/het zal afslaan
yo bajaré
tú bajarás
él/ella bajará
» meer vervoegingen van bajar
afslaan, pareren, terugslaan, terugstoten {ww.}
repulsar
ik zal afslaan
jij zult afslaan
hij/zij/het zal afslaan
yo repulsaré
tú repulsarás
él/ella repulsará
» meer vervoegingen van repulsar
afslaan, afwijzen, verwerpen, weigeren, wraken, nee zeggen tegen {ww.}
rehusar
suspender
rechazar
suspender
rechazar
ik zal afslaan
jij zult afslaan
hij/zij/het zal afslaan
yo rehusaré
tú rehusarás
él/ella rehusará
» meer vervoegingen van rehusar