Vertaling van aftrekken

Inhoud:

Nederlands
Spaans
aftrekken, laten trekken, zetten, trekken {ww.}
hacer una infusion
infundir

ik zal aftrekken
jij zult aftrekken
hij/zij/het zal aftrekken

yo infundiré
infundirás
él/ella infundirá
» meer vervoegingen van infundir

aftrekken {ww.}
sustraer

ik zal aftrekken
jij zult aftrekken
hij/zij/het zal aftrekken

yo sustraeré
sustraerás
él/ella sustraerá
» meer vervoegingen van sustraer

aftrekken, zich aftrekken, masturberen {ww.}
hacerse la paja
aftellen, aftrekken, inhouden, korten {ww.}
descontar
deducir

ik zal aftrekken
jij zult aftrekken
hij/zij/het zal aftrekken

yo descontaré
descontarás
él/ella descontará
» meer vervoegingen van descontar

de aftocht blazen, aftrekken, terugkrabbelen, zich terugtrekken {ww.}
retirarse
afslaan, aftrekken, korten, korting geven {ww.}
bajar

ik zal aftrekken
jij zult aftrekken
hij/zij/het zal aftrekken

yo bajaré
bajarás
él/ella bajará
» meer vervoegingen van bajar