Vertaling van afwezigheid

Inhoud:

Nederlands
Spaans
afwezigheid [v], euvel [o], gebrek [o], tekortkoming [v], gemis, tekort, manco, mankement {zn.}
falta [v] (la ~)
Wij zijn mislukt doordat het gebrek aan voorbereiding.
Nosotros fracasamos por la falta de preparación.
Gebrek aan beweging kan de gezondheid schaden.
La falta de ejercicio puede dañar tu salud.
absentie [v], afwezigheid [v], uitstedigheid [v], mangel, verstek, verzuim {zn.}
ausencia [v] (la ~)
Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.
Ella me pidió que cuidara a su bebé durante su ausencia.


Gerelateerd aan afwezigheid

euvel - gebrek - tekortkoming - gemis - tekort - manco - mankement - absentie - uitstedigheid - mangel - verstek - verzuim