Vertaling van alledaags

Inhoud:

Nederlands
Spaans
alledaags, grof, ordinair, plat, vulgair {bn.}
vulgar
afgezaagd, alledaags, banaal, gewoontjes, nietszeggend, plat {bn.}
trivial
banal
daags, alledaags, dagelijks {bn.}
de todos los días
diario
adocenado
cotidiano


Gerelateerd aan alledaags

grof - ordinair - plat - vulgair - afgezaagd - banaal - gewoontjes - nietszeggend - daags - dagelijks