Vertaling van arm

Inhoud:

Nederlands
Spaans
arm, armelijk, armoedig {bn.}
pobre
arm [m], kruk, zwengel, zwing {zn.}
cigüeña [v] (la ~)
manivela
arm, beklagenswaardig, schamel {bn.}
pobre
arm {zn.}
brazo [m] (el ~)
Laat mijn arm los!
Suéltame el brazo.
Mijn arm doet vreselijk pijn.
Mi brazo duele mucho.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Laat mijn arm los!

Suéltame el brazo.

Mijn arm doet vreselijk pijn.

Mi brazo duele mucho.

Wat, als ik arm ben?

¿Y si soy pobre?

Hij is arm, maar eerlijk.

Él es pobre pero honesto.

Ze hield mijn arm stevig vast.

Ella sostuvo mi brazo firmemente.

Hoewel hij arm was, was hij gelukkig.

A pesar de ser pobre, era feliz.

Een alligator heeft zijn arm afgerukt.

Un cocodrilo le arrancó el brazo.

Omdat al zijn vrienden ook arm waren.

Porque todos sus amigos también eran pobres.

Lincoln's ouders bleven hun hele leven arm.

Los padres de Lincoln fueron pobres toda la vida.

De wonde in de arm liet een litteken na.

La herida en el brazo dejó una cicatriz.

Ik schaam me er niet voor dat ik arm ben.

No me avergüenza ser pobre.

"Om een goede advocaat in de arm te nemen?" vroeg Al-Sayib.

–¿Para contratar a un buen abogado? –preguntó Al-Sayib.


Gerelateerd aan arm

armelijk - armoedig - kruk - zwengel - zwing - beklagenswaardig - schamel