Vertaling van beginnen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
aanbinden, aanvangen, beginnen {ww.}
comenzar

wij beginnen
jullie beginnen
zij beginnen

nosotros comenzamos
vosotros comenzáis
ellos/ellas comienzan
» meer vervoegingen van comenzar

Het experiment moet beginnen.
El experimento debe comenzar.
Laat het spel beginnen!
Ahora vamos a comenzar el juego.
aanbreken, aanvangen, beginnen, ingaan {ww.}
empezar
comenzar
principiar

wij beginnen
jullie beginnen
zij beginnen

nosotros empezamos
vosotros empezáis
ellos/ellas empiezan
» meer vervoegingen van empezar

We kunnen vanavond beginnen.
Podemos empezar esta noche.
Ge moet onmiddellijk beginnen.
Tienes que empezar inmediatamente.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Waar beginnen wij?

¿Dónde comenzamos?

Ge moet onmiddellijk beginnen.

Tienes que empezar inmediatamente.

Laten we beginnen.

Comencemos.

Laat het spel beginnen!

Ahora vamos a comenzar el juego.

Laten we beginnen.

Comencemos.

Het experiment moet beginnen.

El experimento debe comenzar.

We kunnen vanavond beginnen.

Podemos empezar esta noche.

We beginnen dadelijk met het werk.

Empezaremos el trabajo pronto.

Mag ik nu beginnen met eten?

¿Puedo empezar a comer?

Ik weet niet waar te beginnen.

No sé por dónde empezar.

In oktober beginnen de bladeren te vallen.

Las hojas empiezan a caer en octubre.

Laten we beginnen met die vraag.

Comencemos por esa pregunta.

Mag ik nu beginnen met eten?

¿Ahora puedo empezar a comer?

De lessen beginnen elke dag om negen uur.

Las clases empiezan a las nueve en punto todos los días.

We zouden enkele basisregels moeten vaststellen voor we eraan beginnen.

Deberíamos establecer unas reglas básicas antes de empezar.


Gerelateerd aan beginnen

aanbinden - aanvangen - aanbreken - ingaan