Vertaling van beledigen
Inhoud:
Nederlands
Spaans
beledigen, grieven, krenken, verongelijken, uitschelden {ww.}
ofender
wij beledigen
jullie beledigen
zij beledigen
nosotros ofendemos
vosotros ofendéis
ellos/ellas ofenden
» meer vervoegingen van ofender
Ik wilde niemand beledigen.
Mi intención no fue ofender.
affronteren, beledigen, krenken {ww.}
insultar
wij beledigen
jullie beledigen
zij beledigen
nosotros insultamos
vosotros insultáis
ellos/ellas insultan
» meer vervoegingen van insultar