Vertaling van beloven
Inhoud:
Nederlands
Spaans
beloven, toezeggen, uitloven, verzeggen {ww.}
prometer
wij beloven
jullie beloven
zij beloven
nosotros prometemos
vosotros prometéis
ellos/ellas prometen
» meer vervoegingen van prometer
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Spaans
Je moet me iets beloven.
Tienes que prometerme algo.
Je moet me alleen één ding beloven.
Solo tienes que prometerme una cosa.