Vertaling van benoemen

Inhoud:

Nederlands
Spaans
benoemen {ww.}
nombrar

wij benoemen
jullie benoemen
zij benoemen

nosotros nombramos
vosotros nombráis
ellos/ellas nombran
» meer vervoegingen van nombrar

heten, noemen, benoemen, uitmaken voor {ww.}
llamar
nombrar

wij benoemen
jullie benoemen
zij benoemen

nosotros llamamos
vosotros llamáis
ellos/ellas llaman
» meer vervoegingen van llamar

Je kan me gewoon Taro noemen.
Me puedes llamar sencillamente Taro.
aanstellen, benoemen {ww.}
nombrar

wij benoemen
jullie benoemen
zij benoemen

nosotros nombramos
vosotros nombráis
ellos/ellas nombran
» meer vervoegingen van nombrar



Gerelateerd aan benoemen

heten - noemen - uitmaken voor - aanstellen