Vertaling van beslaan
Inhoud:
Nederlands
Spaans
beslaan, in beslag nemen {ww.}
ocupar espacio
beslaan {ww.}
herrar
wij beslaan
jullie beslaan
zij beslaan
nosotros herramos
vosotros herráis
ellos/ellas hierran
» meer vervoegingen van herrar
afzetten, beslaan, garneren, stofferen, uitmonsteren {ww.}
guarnecer
wij beslaan
jullie beslaan
zij beslaan
nosotros guarnecemos
vosotros guarnecéis
ellos/ellas guarnecen
» meer vervoegingen van guarnecer
aanslaan, beslaan {ww.}
empañarse
bekleden, beslaan, bezetten, bezig houden, in beslag nemen {ww.}
ocupar
desempeñar
desempeñar
wij beslaan
jullie beslaan
zij beslaan
nosotros ocupamos
vosotros ocupáis
ellos/ellas ocupan
» meer vervoegingen van ocupar