Vertaling van beuken

Inhoud:

Nederlands
Spaans
afranselen, aftuigen, beuken {ww.}
pegar
zurrar
aporrear

wij beuken
jullie beuken
zij beuken

nosotros pegamos
vosotros pegáis
ellos/ellas pegan
» meer vervoegingen van pegar

beuk (mv. beuken) [m] {zn.}
haya [v] (la ~)
beuk (mv. beuken) [m], schip [o], ruim {zn.}
nave [m] (el ~)


Gerelateerd aan beuken

afranselen - aftuigen - beuk - schip - ruim