Vertaling van blij

Inhoud:

Nederlands
Spaans
blij, verblijd, verheugd, opgetogen, opgewekt, vrolijk {bn.}
alegre
animado
de buen humor
alegrado


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Bob was heel blij.

Bob estaba muy feliz.

Waarom ben je zo blij?

¿Por qué estás tan contento?

Ik ben blij je te zien.

Me alegro de verte.

Ik ben blij je weer te zien.

Me alegro de verte de nuevo.

Blij u te leren kennen, Ken.

Encantado de conocerlo, Ken.

Jouw glimlach maakt me altijd blij.

Tu sonrisa siempre me hace feliz.

Ik was blij met haar onverwacht bezoek.

Yo estaba feliz con su inesperada visita.

Ik ben blij je te zien.

Me alegra verte.

Hij zou blij zijn dat te horen.

Él estaría contento de escuchar eso.

Maak je geen zorgen, wees blij!

¡No te preocupes, sé feliz!

Ik ben erg blij in Georgië.

Soy muy feliz en Georgia.

Ik ben zo blij voor je.

Me alegro tanto por ti.

Ik ben blij dat ik er was.

Me alegro de haber estado ahí.

Mijn vrouw zal ook blij zijn u te zien.

Mi esposa también estará feliz de verle.

Je kan je niet inbeelden hoe blij ze was.

No te puedes imaginar lo feliz que ella estaba.


Gerelateerd aan blij

verblijd - verheugd - opgetogen - opgewekt - vrolijk